brandschade bij een relatie van ons aan een groepenkast met zekeringsautomaten door een niet goed aangedraaid contact bij de aanleg van een krachtstroom-groep. Schade: € 25.000 voor vervanging gehele meterkast
Dè norm voor de aanleg elektrische installaties (laagspanning) in gebouwen: NEN 1010
Werkgeversaansprakelijkheid voor bestaande (laagspanning) installaties: NEN 3140
Installaties met hoog- en ultrahoogspanning: NEN 3840
Uniforme regels
Om problemen met de elektrische installatie in woningen en gebouwen te voorkomen, zijn er uniforme regels opgesteld voor de installatie en het onderhoud. Je treft dus in een lasdoos een paarse, gele, lila en groene draad aan en bij de groepenkast ook nog andere kleuren. zo zou je immers geen idee hebben wat de functies zijn.
Een veilige elektrische installatie - NEN 1010
Dankzij NEN 1010 zul je het niet meemaken, want in de norm zijn de kleuren en functies van bedrading vastgelegd. Dat is wel zo veilig en efficiënt. NEN 1010 geldt als moedernorm voor elektrotechnische laagspanningsinstallaties in woningen, gebouwen en infrastructuur. En dus bijvoorbeeld ook voor landbouw, geprefabriceerde gebouwen, caravans, bouwterreinen en tijdelijke installaties bij tentoonstellingen of de kermis. Ook de buitenverlichting en oplaadpunten voor elektrische voertuigen vallen er onder. Alle deelinstallaties die door de laagspanningsinstallatie worden gevoed, kennen specifieke eigen normen. Dat zijn bijvoorbeeld verlichting, de groepenkast, beveiligingsfuncties, ict en de meet- en regeltechniek. Hierbij komen nieuwe ontwikkelingen als smart grids, elektrische mobiliteit, pv-systemen, e-health en stekerbaar installeren, want ook daarvoor zijn normen gewenst. Bijzondere ruimten krijgen speciale aandacht, variërend van badkamers tot medisch gebruikte ruimten.
Een NEN 1010-Inspectie heeft alleen betrekking op het aanbrengen en uitbreiden van een installatie
Installaties moeten voldoen aan de NEN 1010. Bij de oplevering van een installatie voert de installateur een inspectie uit en stelt een keuringsrapport op. Met het rapport verklaart de installateur dat de installatie veilig is en dat goed vakmanschap is ingezet door vakkundig personeel en met gebruikmaking van de juiste materialen. Verzekeraars dringen er bij hun klanten op aan om te zorgen dat ze over zo’n rapport beschikken en het goed bewaren: daarmee kunnen ze na een brand of andere calamiteit aantonen dat de installatie in orde is. De inspectie-eis geldt ook als installaties worden uitgebreid, bijvoorbeeld door de montage van een pv-installatie. In de polisvoorwaarden staat: ‘U bent alleen verzekerd als de montage en installatie volgens het productvoorschrift en montagehandleiding van de fabrikant is uitgevoerd. De installatie en montage moeten voldoen aan de norm NEN 1010. Dit moet u bij schade aantonen’, of woorden van gelijke strekking.
Periodieke controle in vol bedrijf van bestaande installaties - NEN 3140
In de Arbowet is geregeld dat werkgevers de veiligheid van hun medewerkers moeten borgen, ook op het gebied van (de bedrijfsvoering van) de elektrotechnische installaties. Zo dient een bedrijf schriftelijk een afdoende gekwalificeerde installatieverantwoordelijke aan te wijzen. Is dat niet gedaan, dan is de directie hoofdelijk aansprakelijk bij een incident. De NEN 3140 regelt deze verplichting. Werkgevers moeten zorgen voor een veilige werkplek en veilige arbeidsmiddelen en daar hoort een periodieke controle van de elektrische installatie bij. De manier waarop deze werkgever dit regelt, mag hij zelf bepalen. Mits die invulling minstens van hetzelfde niveau is als de NEN 3140 omschrijft. De NEN 3140 regelt de inspectie van installaties in vol bedrijf, onder andere met een thermografische doormeting. De keuring moet in het algemeen eens in de drie of vijf jaar worden uitgevoerd door een erkend installateur. Sommige verzekeraars stellen extra eisen aan het inspectiebedrijf, bijvoorbeeld dat deze is aangesloten bij een branchevereniging en gecertificeerd.
Hoog- en ultrahoogspanning - NEN 3840
Waar de NEN 3140 gaat over de bedrijfsvoering van elektrische installaties die met laagspanning (1.000 volt wissel- en 1.500 gelijkstroom) werken, staan in de NEN 3840 de regels voor hoog- en ultrahoogspanning.
Nieuwe ontwikkelingen: Woning-APK
Normontwikkeling staat niet stil: er is een norm voor de woning-APK NEN 8025 op komst. Deze is een vervolg op de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 8025. De aanleiding om de norm te ontwikkelen is dat steeds meer woningen installatietechnische gebreken vertonen. Dat kan leiden tot schade en ongevallen. De NEN 8025 gaat onder andere over alles wat op de elektrische installatie wordt aangesloten, zoals bewakingsinstallaties, domotica en verdeeldozen. Ook de gas- en leidingwaterinstallatie vallen eronder. De norm sluit aan bij de zorgplicht vanuit Bouwbesluit 2012. Daarin staat dat een ‘bij of krachtens de wet aanwezige installatie adequaat wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd’.
Achtergrondinformatie
Lange historie
De behoefte aan normen in de elektrotechniek bestaat al lang. In 1911 richtten het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KIvI en de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel het Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC) op. Het bestaat nog steeds en werkt al jaren vanuit hetzelfde gebouw als het ‘algemene’ normalisatie-instituut NEN , dat vijf jaar later startte. De oprichters waren er van overtuigd dat normalisatie goed was voor de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. Daarnaast was normalisatie belangrijk om kosten te besparen, want je kreeg als producent een ruimere keus aan toeleveranciers. Veel van die doelen zie je nu nog terug: NEC Normalisatie richt zich binnen Elektrotechniek en ICT op veiligheid, gezondheid, kwaliteit en bevordering van het internationale goederen- en dienstenverkeer.
Internationale basis
Veel normen worden internationaal ontwikkeld. En dat is in de elektrotechniek van oudsher het geval. NEC is sinds de oprichting de Nederlandse vertegenwoordiger van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC). Dit IEC werd opgericht om wereldwijd standaarden en normen voor elektrotechniek vast te stellen. NEC is ook lid van Cenelec, het Comité Européen de Normalisation Electrotechnique. Dat is het Europese comité voor elektrotechnische standaarden. Zo zijn er vergelijkbare organisaties voor telecommunicatie (ETSI) en CEN (andere technische domeinen). Normalisatie-instituten zijn verplicht Europese normen nationaal over te nemen. Ze zijn in Nederland herkenbaar aan de benaming NEN-EN. Voor mondiale normen geldt geen implementatieplicht, maar als ze wel zijn geaccepteerd krijgen ze de codering NEN-ISO of NEN-IEC. Sommige internationale normen zijn ook Europees geaccepteerd. Deze zijn herkenbaar aan de codering: NEN-EN-ISO.
Specifiek Nederlandse normen
Het is nu vanzelfsprekend dat normen op Europese of wereldschaal worden gemaakt, maar was dat was het bij de start van normalisatie in Nederland niet. Aan de ene kant waren er mensen die vonden dat Nederland te klein was voor eigen normen: eigen normen zouden zelfs de mogelijkheden voor export belemmeren. Maar er waren ook mensen die er weinig voor voelden om Engelse of Duitse normen over te nemen: niet onlogisch rond de Eerste Wereldoorlog waarin Nederland een neutrale positie innam. In de praktijk is er een mix ontstaan: er zijn nog altijd 1500 specifiek Nederlandse normen, maar veel meer die internationale wortels hebben.
Vrijwillige standaardisatie
Hoewel vrij algemeen wordt erkend dat het uitermate handig is dat producten zijn genormaliseerd, is dat bij de ontwikkeling van nieuwe producten kennelijk niet het eerste waar producenten aan denken. Neem de videoband waarbij fabrikanten verschillende, niet-uitwisselbare formaten gebruikten. Uiteindelijk won VHS. En recenter is er de ontwikkeling van mobiele telefoons. Aanvankelijk hadden die vrijwel allemaal een verschillende lader. Onder Europese druk besloten 14 grote producenten (zonder Apple) om een universele lader te gaan gebruiken. Handig voor de gebruikers en beter voor het milieu, want als je van telefoon wisselt, blijft de lader bruikbaar.
NEN 1010 heeft internationale basis
NEN 1010 is als basis een internationale norm. Het is een vertaling van de Europese installatievoorschriften voor laagspanning, die zijn vastgelegd in een ‘harmonisatiedocument’ van Cenelec. In dit geval de HD 60364-reeks. HD-documenten worden gemaakt na een openbaar onderzoek waaraan iedereen kan bijdragen. Vervolgens wordt de tekst goedgekeurd door de Cenelec-leden: normcommissies uit de lidstaten, waaronder NEC. Het harmonisatiedocument wordt in elk land aangekondigd en vervolgens trekken de landen elke tegenstrijdige nationale norm in, of passen die aan zodat deze aan het HD voldoet. Dat is ook het geval met de NEN 1010: HD 60364 is de kern. Waar Nederland de HD niet toereikend vindt, zijn aanvullend onderdelen van de mondiale IEC 60364-reeks gebruikt en normen die gebaseerd zijn op de Nederlandse installatiepraktijk.
Normen zijn geen wetten
Er is vaak onduidelijkheid over de status van NEN-normen. Het zijn geen wetten en dus zijn de voorschriften niet algemeen verbindend. Maar het gebruik wordt wel aanbevolen via de Woningwet, het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit. Wie wil, mag echter op een andere manier hetzelfde doel bereiken als in de norm staat en moet dat vervolgens aantonen. Er is weerstand tegen het in wetten verwijzen naar normen die je alleen tegen betaling in je bezit kunt krijgen. Dat zou in strijd zijn met de Grondwet. Er zijn zelfs rechtszaken over gevoerd (de zaak Knooble). Dit bureau verloor na een lange procesgang bij de Hoge Raad. De zaak heeft wel tot een verandering geleid. Sinds 1 januari 2016 kunnen NEN-normen waarnaar in wetten ‘dwingend’ wordt verwezen namelijk kosteloos worden ingezien op de NEN-website. Dat zijn vooral milieunormen, bouwnormen en veiligheidsnormen (en dus niet de complete NEN 1010). De rijksoverheid betaalt NEN daarvoor jaarlijks een vergoeding, want het normalisatie-instituut heeft de auteursrechten.
Eerste versie NEN 1010 in 1940
De NEN 1010 kent een lange historie. De eerste uitgifte was in september 1940 en bestond uit een handzaam boekwerkje op A5 formaat. Het had de titel ‘Voorschriften voor elektrische sterkstroom installaties van lage spanning in woonhuizen, winkels, kantoorgebouwen, hotels, scholen, schouwburgen, boerderijen en dergelijke’. Deze werd na 22 jaar ingetrokken. Vervolgens kwamen er sneller nieuwe versies, in 1962, 1984, 1988, 1996, 2003, 2008, 2010 en de nieuwste in 2015. Deze telt maar liefst 735 A4-tjes.
Relatie met Bouwbesluit
De huidige editie van NEN 1010 (2015) is via het Bouwbesluit op 13-01-2017 van kracht geworden. Dit betekent dat bij de aanvraag van een vergunning voor nieuwe bouwwerken de norm NEN 1010 van 2015 met de aanvullingen van 2016 moet worden gebruikt. Overigens is niet de volledige NEN 1010 aan het Bouwbesluit gekoppeld. Volgens het besluit van toenmalig minister Blok gaat het om alle bepalingen die betrekking hebben op de veiligheid van elektrische installaties. Onderdelen die vooral over bruikbaarheid gaan, zijn dus niet aan het Bouwbesluit gekoppeld. Hetzelfde geldt voor voorschriften die over installaties buiten bouwwerken gaan.
Extra eisen door opdrachtgever
Opdrachtgevers kunnen in de aannemingsovereenkomst extra eisen stellen, bijvoorbeeld door de hele NEN 1010 van toepassing te verklaren. Ook vanuit een erkenningsregeling zoals Sterkin of SEI, een certificatieregeling (BRL 6000-serie) of vanuit verzekeringsvoorwaarden kan die eis worden gesteld.
Bestaande installatiesIn bestaande gebouwen gelden bij het volledig vervangen of nieuw aanbrengen van een installatie, de eisen op nieuwbouwniveau. Gaat het om het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een installatie, dan geldt de NEN 1010 uit 1962, of het ‘rechtens verkregen niveau’. Daaronder verstaat de overheid de eisen die golden toen de nieuwbouwvergunning werd verleend. In de branche vinden velen dat een ongewenste situatie, omdat installateurs bij een verbouwing of inspectie kunnen teruggrijpen op oude voorschriften. Volgens de tegenstanders voldoet de norm uit 1962 alleen voor elektrische apparatuur waarvoor de installatie destijds is ontworpen. En bijvoorbeeld niet voor pv-panelen (die destijds nog niet werden gebruikt). Dat kan ten koste gaan van de veiligheid, maar ook van het niveau van uitvoering. Er worden bijvoorbeeld minder wandcontactdozen gemonteerd.
Toegankelijk maken
De NEN 1010 is dik en dat schrikt sommigen af. Er zijn ook klachten over de moeilijke inhoudelijke toegankelijkheid. Op het eerste gezicht is het vreemd dat het stuk niet prettig leesbaar is, want de normgebruikers zijn via Uneto-VNI vertegenwoordigd in de normcommissie. Volgens mensen die bij het opstellen van normen betrokken zijn, hebben ze bij het schrijven weinig vrijheid: ze moeten zich houden aan de Europese basisnorm en die zit complex in elkaar. In het verleden stonden op de linkerpagina van de NEN 1010 toelichtingen, maar die zijn in latere edities verdwenen. Wie uitleg wil, kan onder andere terecht bij de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 5310. Deze licht veel onderdelen toe en geeft praktijkvoorbeelden.
Kennisbanken
Door de complexiteit storten veel bedrijven zich op het toegankelijker maken van de voorschriften. Veel bedrijven bieden cursussen aan om monteurs en andere betrokkenen wegwijs te maken in de NEN 1010 en uit te leggen hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en in de praktijk toegepast. De normcommissie probeert op het Platform NEN 1010 van de gebruikers te leren. Die kunnen op het (betaalde) platform kennis delen en hun netwerk vergroten. Daarnaast zijn er onder andere ‘Werken met NEN 1010’ en de online-kennisbanken van Installatie Journaal. De sites maken het mogelijk om eenvoudiger te zoeken, verbanden te leggen en kennis uit te wisselen. Installatiejournaal gaat daarbij de diepte in met aparte kennisbanken voor onderwerpen als NEN 1010, NEN 3140, power quality, machineveiligheid, duurzame energie, schakel en verdeel en atex.
Belanghebbenden stellen de normen op
Normen worden gemaakt door normcommissies, die zijn samengesteld uit mensen die belang hebben bij het betreffende onderwerp. Dat kan de overheid zijn, maar ook een mkb-bedrijf of een grote onderneming. In het geval van elektrotechnische normen zijn onder andere vertegenwoordigers van netbeheerders, branchevereniging Uneto-VNI, fabrikanten, opleidingen en keuringsinstellingen lid. Ze worden gevraagd, of melden zich aan. Het zijn overigens geen betaalde functies. Sterker nog, wie in een normcommissie zit moet daar een bijdrage voor betalen. NEN verdedigt deze werkwijze vanuit het idee dat degene die baat heeft bij normalisatie, bereid is daarvoor een financiële bijdrage te leveren. Leden van normcommissies geven dat ook als reden aan om deel te nemen: het is goed voor hun netwerk, ze kennen de inhoud als beste en kunnen die kennis zakelijk inzetten. NEN voert het secretariaat van de normcommissies.
Voornormen NVN
Het opstellen van een norm vergt zo’n 1 tot 3 jaar. Dat heeft enerzijds te maken met de eis dat er binnen de commissie overeenstemming moet zijn over de inhoud van de norm. En anderzijds omdat er een openbare commentaarperiode is van minimaal 3 maanden. In sommige gevallen is het gewenst om sneller afspraken te maken. Dat kan met een Nederlandse voornorm (NVN): daarin kunnen bepalingen ontbreken, onvolledig zijn of onder voorbehoud zijn opgenomen. De bedoeling is dat een NVN uiteindelijk een NEN-norm wordt.
Snelle afspraken
Er zijn ook Nederlandse praktijkrichtlijnen (NPR), zoals de in de elektrotechniek veelgebruikte NPR 5310. Deze gelden als ‘informatieve afspraak’. De manier waarop ze worden gemaakt lijkt veel op normalisatietrajecten. Er is een commissie met een brede vertegenwoordiging van belanghebbenden die overeenstemming moet hebben over de inhoud. Ook hier is een openbare commentaarperiode van minimaal 3 maanden. Ten slotte is er nog de Nederlandse technische afspraak (NTA). Dat is een openbare afspraak tussen twee of meer belanghebbende partijen. De procedure is lichter: consensus is niet nodig en er is geen openbare commentaarronde. Daardoor is de doorlooptijd korter. Daarmee is de NTA handig voor sectoren waar ontwikkelingen snel gaan, zoals de automatisering.
bron: Installatiejournaal
Werkgeversaansprakelijkheid voor bestaande (laagspanning) installaties: NEN 3140
Installaties met hoog- en ultrahoogspanning: NEN 3840
Uniforme regels
Om problemen met de elektrische installatie in woningen en gebouwen te voorkomen, zijn er uniforme regels opgesteld voor de installatie en het onderhoud. Je treft dus in een lasdoos een paarse, gele, lila en groene draad aan en bij de groepenkast ook nog andere kleuren. zo zou je immers geen idee hebben wat de functies zijn.
Een veilige elektrische installatie - NEN 1010
Dankzij NEN 1010 zul je het niet meemaken, want in de norm zijn de kleuren en functies van bedrading vastgelegd. Dat is wel zo veilig en efficiënt. NEN 1010 geldt als moedernorm voor elektrotechnische laagspanningsinstallaties in woningen, gebouwen en infrastructuur. En dus bijvoorbeeld ook voor landbouw, geprefabriceerde gebouwen, caravans, bouwterreinen en tijdelijke installaties bij tentoonstellingen of de kermis. Ook de buitenverlichting en oplaadpunten voor elektrische voertuigen vallen er onder. Alle deelinstallaties die door de laagspanningsinstallatie worden gevoed, kennen specifieke eigen normen. Dat zijn bijvoorbeeld verlichting, de groepenkast, beveiligingsfuncties, ict en de meet- en regeltechniek. Hierbij komen nieuwe ontwikkelingen als smart grids, elektrische mobiliteit, pv-systemen, e-health en stekerbaar installeren, want ook daarvoor zijn normen gewenst. Bijzondere ruimten krijgen speciale aandacht, variërend van badkamers tot medisch gebruikte ruimten.
Een NEN 1010-Inspectie heeft alleen betrekking op het aanbrengen en uitbreiden van een installatie
Installaties moeten voldoen aan de NEN 1010. Bij de oplevering van een installatie voert de installateur een inspectie uit en stelt een keuringsrapport op. Met het rapport verklaart de installateur dat de installatie veilig is en dat goed vakmanschap is ingezet door vakkundig personeel en met gebruikmaking van de juiste materialen. Verzekeraars dringen er bij hun klanten op aan om te zorgen dat ze over zo’n rapport beschikken en het goed bewaren: daarmee kunnen ze na een brand of andere calamiteit aantonen dat de installatie in orde is. De inspectie-eis geldt ook als installaties worden uitgebreid, bijvoorbeeld door de montage van een pv-installatie. In de polisvoorwaarden staat: ‘U bent alleen verzekerd als de montage en installatie volgens het productvoorschrift en montagehandleiding van de fabrikant is uitgevoerd. De installatie en montage moeten voldoen aan de norm NEN 1010. Dit moet u bij schade aantonen’, of woorden van gelijke strekking.
Periodieke controle in vol bedrijf van bestaande installaties - NEN 3140
In de Arbowet is geregeld dat werkgevers de veiligheid van hun medewerkers moeten borgen, ook op het gebied van (de bedrijfsvoering van) de elektrotechnische installaties. Zo dient een bedrijf schriftelijk een afdoende gekwalificeerde installatieverantwoordelijke aan te wijzen. Is dat niet gedaan, dan is de directie hoofdelijk aansprakelijk bij een incident. De NEN 3140 regelt deze verplichting. Werkgevers moeten zorgen voor een veilige werkplek en veilige arbeidsmiddelen en daar hoort een periodieke controle van de elektrische installatie bij. De manier waarop deze werkgever dit regelt, mag hij zelf bepalen. Mits die invulling minstens van hetzelfde niveau is als de NEN 3140 omschrijft. De NEN 3140 regelt de inspectie van installaties in vol bedrijf, onder andere met een thermografische doormeting. De keuring moet in het algemeen eens in de drie of vijf jaar worden uitgevoerd door een erkend installateur. Sommige verzekeraars stellen extra eisen aan het inspectiebedrijf, bijvoorbeeld dat deze is aangesloten bij een branchevereniging en gecertificeerd.
Hoog- en ultrahoogspanning - NEN 3840
Waar de NEN 3140 gaat over de bedrijfsvoering van elektrische installaties die met laagspanning (1.000 volt wissel- en 1.500 gelijkstroom) werken, staan in de NEN 3840 de regels voor hoog- en ultrahoogspanning.
Nieuwe ontwikkelingen: Woning-APK
Normontwikkeling staat niet stil: er is een norm voor de woning-APK NEN 8025 op komst. Deze is een vervolg op de Nederlandse Technische Afspraak (NTA) 8025. De aanleiding om de norm te ontwikkelen is dat steeds meer woningen installatietechnische gebreken vertonen. Dat kan leiden tot schade en ongevallen. De NEN 8025 gaat onder andere over alles wat op de elektrische installatie wordt aangesloten, zoals bewakingsinstallaties, domotica en verdeeldozen. Ook de gas- en leidingwaterinstallatie vallen eronder. De norm sluit aan bij de zorgplicht vanuit Bouwbesluit 2012. Daarin staat dat een ‘bij of krachtens de wet aanwezige installatie adequaat wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd’.
Achtergrondinformatie
Lange historie
De behoefte aan normen in de elektrotechniek bestaat al lang. In 1911 richtten het Koninklijk Instituut van Ingenieurs KIvI en de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel het Nederlands Elektrotechnisch Comité (NEC) op. Het bestaat nog steeds en werkt al jaren vanuit hetzelfde gebouw als het ‘algemene’ normalisatie-instituut NEN , dat vijf jaar later startte. De oprichters waren er van overtuigd dat normalisatie goed was voor de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie. Daarnaast was normalisatie belangrijk om kosten te besparen, want je kreeg als producent een ruimere keus aan toeleveranciers. Veel van die doelen zie je nu nog terug: NEC Normalisatie richt zich binnen Elektrotechniek en ICT op veiligheid, gezondheid, kwaliteit en bevordering van het internationale goederen- en dienstenverkeer.
Internationale basis
Veel normen worden internationaal ontwikkeld. En dat is in de elektrotechniek van oudsher het geval. NEC is sinds de oprichting de Nederlandse vertegenwoordiger van de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC). Dit IEC werd opgericht om wereldwijd standaarden en normen voor elektrotechniek vast te stellen. NEC is ook lid van Cenelec, het Comité Européen de Normalisation Electrotechnique. Dat is het Europese comité voor elektrotechnische standaarden. Zo zijn er vergelijkbare organisaties voor telecommunicatie (ETSI) en CEN (andere technische domeinen). Normalisatie-instituten zijn verplicht Europese normen nationaal over te nemen. Ze zijn in Nederland herkenbaar aan de benaming NEN-EN. Voor mondiale normen geldt geen implementatieplicht, maar als ze wel zijn geaccepteerd krijgen ze de codering NEN-ISO of NEN-IEC. Sommige internationale normen zijn ook Europees geaccepteerd. Deze zijn herkenbaar aan de codering: NEN-EN-ISO.
Specifiek Nederlandse normen
Het is nu vanzelfsprekend dat normen op Europese of wereldschaal worden gemaakt, maar was dat was het bij de start van normalisatie in Nederland niet. Aan de ene kant waren er mensen die vonden dat Nederland te klein was voor eigen normen: eigen normen zouden zelfs de mogelijkheden voor export belemmeren. Maar er waren ook mensen die er weinig voor voelden om Engelse of Duitse normen over te nemen: niet onlogisch rond de Eerste Wereldoorlog waarin Nederland een neutrale positie innam. In de praktijk is er een mix ontstaan: er zijn nog altijd 1500 specifiek Nederlandse normen, maar veel meer die internationale wortels hebben.
Vrijwillige standaardisatie
Hoewel vrij algemeen wordt erkend dat het uitermate handig is dat producten zijn genormaliseerd, is dat bij de ontwikkeling van nieuwe producten kennelijk niet het eerste waar producenten aan denken. Neem de videoband waarbij fabrikanten verschillende, niet-uitwisselbare formaten gebruikten. Uiteindelijk won VHS. En recenter is er de ontwikkeling van mobiele telefoons. Aanvankelijk hadden die vrijwel allemaal een verschillende lader. Onder Europese druk besloten 14 grote producenten (zonder Apple) om een universele lader te gaan gebruiken. Handig voor de gebruikers en beter voor het milieu, want als je van telefoon wisselt, blijft de lader bruikbaar.
NEN 1010 heeft internationale basis
NEN 1010 is als basis een internationale norm. Het is een vertaling van de Europese installatievoorschriften voor laagspanning, die zijn vastgelegd in een ‘harmonisatiedocument’ van Cenelec. In dit geval de HD 60364-reeks. HD-documenten worden gemaakt na een openbaar onderzoek waaraan iedereen kan bijdragen. Vervolgens wordt de tekst goedgekeurd door de Cenelec-leden: normcommissies uit de lidstaten, waaronder NEC. Het harmonisatiedocument wordt in elk land aangekondigd en vervolgens trekken de landen elke tegenstrijdige nationale norm in, of passen die aan zodat deze aan het HD voldoet. Dat is ook het geval met de NEN 1010: HD 60364 is de kern. Waar Nederland de HD niet toereikend vindt, zijn aanvullend onderdelen van de mondiale IEC 60364-reeks gebruikt en normen die gebaseerd zijn op de Nederlandse installatiepraktijk.
Normen zijn geen wetten
Er is vaak onduidelijkheid over de status van NEN-normen. Het zijn geen wetten en dus zijn de voorschriften niet algemeen verbindend. Maar het gebruik wordt wel aanbevolen via de Woningwet, het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit. Wie wil, mag echter op een andere manier hetzelfde doel bereiken als in de norm staat en moet dat vervolgens aantonen. Er is weerstand tegen het in wetten verwijzen naar normen die je alleen tegen betaling in je bezit kunt krijgen. Dat zou in strijd zijn met de Grondwet. Er zijn zelfs rechtszaken over gevoerd (de zaak Knooble). Dit bureau verloor na een lange procesgang bij de Hoge Raad. De zaak heeft wel tot een verandering geleid. Sinds 1 januari 2016 kunnen NEN-normen waarnaar in wetten ‘dwingend’ wordt verwezen namelijk kosteloos worden ingezien op de NEN-website. Dat zijn vooral milieunormen, bouwnormen en veiligheidsnormen (en dus niet de complete NEN 1010). De rijksoverheid betaalt NEN daarvoor jaarlijks een vergoeding, want het normalisatie-instituut heeft de auteursrechten.
Eerste versie NEN 1010 in 1940
De NEN 1010 kent een lange historie. De eerste uitgifte was in september 1940 en bestond uit een handzaam boekwerkje op A5 formaat. Het had de titel ‘Voorschriften voor elektrische sterkstroom installaties van lage spanning in woonhuizen, winkels, kantoorgebouwen, hotels, scholen, schouwburgen, boerderijen en dergelijke’. Deze werd na 22 jaar ingetrokken. Vervolgens kwamen er sneller nieuwe versies, in 1962, 1984, 1988, 1996, 2003, 2008, 2010 en de nieuwste in 2015. Deze telt maar liefst 735 A4-tjes.
Relatie met Bouwbesluit
De huidige editie van NEN 1010 (2015) is via het Bouwbesluit op 13-01-2017 van kracht geworden. Dit betekent dat bij de aanvraag van een vergunning voor nieuwe bouwwerken de norm NEN 1010 van 2015 met de aanvullingen van 2016 moet worden gebruikt. Overigens is niet de volledige NEN 1010 aan het Bouwbesluit gekoppeld. Volgens het besluit van toenmalig minister Blok gaat het om alle bepalingen die betrekking hebben op de veiligheid van elektrische installaties. Onderdelen die vooral over bruikbaarheid gaan, zijn dus niet aan het Bouwbesluit gekoppeld. Hetzelfde geldt voor voorschriften die over installaties buiten bouwwerken gaan.
Extra eisen door opdrachtgever
Opdrachtgevers kunnen in de aannemingsovereenkomst extra eisen stellen, bijvoorbeeld door de hele NEN 1010 van toepassing te verklaren. Ook vanuit een erkenningsregeling zoals Sterkin of SEI, een certificatieregeling (BRL 6000-serie) of vanuit verzekeringsvoorwaarden kan die eis worden gesteld.
Bestaande installatiesIn bestaande gebouwen gelden bij het volledig vervangen of nieuw aanbrengen van een installatie, de eisen op nieuwbouwniveau. Gaat het om het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een installatie, dan geldt de NEN 1010 uit 1962, of het ‘rechtens verkregen niveau’. Daaronder verstaat de overheid de eisen die golden toen de nieuwbouwvergunning werd verleend. In de branche vinden velen dat een ongewenste situatie, omdat installateurs bij een verbouwing of inspectie kunnen teruggrijpen op oude voorschriften. Volgens de tegenstanders voldoet de norm uit 1962 alleen voor elektrische apparatuur waarvoor de installatie destijds is ontworpen. En bijvoorbeeld niet voor pv-panelen (die destijds nog niet werden gebruikt). Dat kan ten koste gaan van de veiligheid, maar ook van het niveau van uitvoering. Er worden bijvoorbeeld minder wandcontactdozen gemonteerd.
Toegankelijk maken
De NEN 1010 is dik en dat schrikt sommigen af. Er zijn ook klachten over de moeilijke inhoudelijke toegankelijkheid. Op het eerste gezicht is het vreemd dat het stuk niet prettig leesbaar is, want de normgebruikers zijn via Uneto-VNI vertegenwoordigd in de normcommissie. Volgens mensen die bij het opstellen van normen betrokken zijn, hebben ze bij het schrijven weinig vrijheid: ze moeten zich houden aan de Europese basisnorm en die zit complex in elkaar. In het verleden stonden op de linkerpagina van de NEN 1010 toelichtingen, maar die zijn in latere edities verdwenen. Wie uitleg wil, kan onder andere terecht bij de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 5310. Deze licht veel onderdelen toe en geeft praktijkvoorbeelden.
Kennisbanken
Door de complexiteit storten veel bedrijven zich op het toegankelijker maken van de voorschriften. Veel bedrijven bieden cursussen aan om monteurs en andere betrokkenen wegwijs te maken in de NEN 1010 en uit te leggen hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en in de praktijk toegepast. De normcommissie probeert op het Platform NEN 1010 van de gebruikers te leren. Die kunnen op het (betaalde) platform kennis delen en hun netwerk vergroten. Daarnaast zijn er onder andere ‘Werken met NEN 1010’ en de online-kennisbanken van Installatie Journaal. De sites maken het mogelijk om eenvoudiger te zoeken, verbanden te leggen en kennis uit te wisselen. Installatiejournaal gaat daarbij de diepte in met aparte kennisbanken voor onderwerpen als NEN 1010, NEN 3140, power quality, machineveiligheid, duurzame energie, schakel en verdeel en atex.
Belanghebbenden stellen de normen op
Normen worden gemaakt door normcommissies, die zijn samengesteld uit mensen die belang hebben bij het betreffende onderwerp. Dat kan de overheid zijn, maar ook een mkb-bedrijf of een grote onderneming. In het geval van elektrotechnische normen zijn onder andere vertegenwoordigers van netbeheerders, branchevereniging Uneto-VNI, fabrikanten, opleidingen en keuringsinstellingen lid. Ze worden gevraagd, of melden zich aan. Het zijn overigens geen betaalde functies. Sterker nog, wie in een normcommissie zit moet daar een bijdrage voor betalen. NEN verdedigt deze werkwijze vanuit het idee dat degene die baat heeft bij normalisatie, bereid is daarvoor een financiële bijdrage te leveren. Leden van normcommissies geven dat ook als reden aan om deel te nemen: het is goed voor hun netwerk, ze kennen de inhoud als beste en kunnen die kennis zakelijk inzetten. NEN voert het secretariaat van de normcommissies.
Voornormen NVN
Het opstellen van een norm vergt zo’n 1 tot 3 jaar. Dat heeft enerzijds te maken met de eis dat er binnen de commissie overeenstemming moet zijn over de inhoud van de norm. En anderzijds omdat er een openbare commentaarperiode is van minimaal 3 maanden. In sommige gevallen is het gewenst om sneller afspraken te maken. Dat kan met een Nederlandse voornorm (NVN): daarin kunnen bepalingen ontbreken, onvolledig zijn of onder voorbehoud zijn opgenomen. De bedoeling is dat een NVN uiteindelijk een NEN-norm wordt.
Snelle afspraken
Er zijn ook Nederlandse praktijkrichtlijnen (NPR), zoals de in de elektrotechniek veelgebruikte NPR 5310. Deze gelden als ‘informatieve afspraak’. De manier waarop ze worden gemaakt lijkt veel op normalisatietrajecten. Er is een commissie met een brede vertegenwoordiging van belanghebbenden die overeenstemming moet hebben over de inhoud. Ook hier is een openbare commentaarperiode van minimaal 3 maanden. Ten slotte is er nog de Nederlandse technische afspraak (NTA). Dat is een openbare afspraak tussen twee of meer belanghebbende partijen. De procedure is lichter: consensus is niet nodig en er is geen openbare commentaarronde. Daardoor is de doorlooptijd korter. Daarmee is de NTA handig voor sectoren waar ontwikkelingen snel gaan, zoals de automatisering.
bron: Installatiejournaal